Nieuwgrieks
Nederlandse kunstenaars uit de Gouden Eeuw zijn wereldberoemd. Niet veel mensen weten dat in Haarlem, de stad van Frans Hals, ook een vrouwelijke meesterschilder actief was. Haar naam: Judith Leyster ().
In ging vader Leyster failliet en vertrok hij met zijn vrouw naar Vreeland, bij Utrecht. Of dochter Judith met haar ouders meeging is onduidelijk.
Kunstenares
Aangezien in de familie geen kunstenaars voorkomen, is het vrij bijzonder dat Judith Leyster zich ontwikkelde tot kunstenares. Al in , toen Judith nog maar negentien jaar was, roemde de Haarlemse stadshistoricus en dominee Samuel Ampzing haar werk. Hij noemde haar een kloecke schilderes.
Aangenomen wordt dat Judith Leyster werd opgeleid in het atelier van Frans Pietersz. de Grebber, een gewilde schilder die met name veel groepsportretten maakte. Vanwege haar stijl wordt niet uitgesloten dat Leyster ook in de leer was bij Frans Hals. Els K
Judith Leyster: eerste vrouwelijke meesterschilder
Ze is de bekendste vrouwelijke schilder van de Nederlandse Gouden Eeuw: Judith Leyster (). Nadat ze in was toegetreden tot het Sint-Lucasgilde in Haarlem, mocht zij zich de allereerste vrouwelijke ‘meesterschilder’ noemen. Leyster had zich in een schilderwereld vol mannen opgewerkt tot de absolute top. Na haar dood was zij snel vergeten, maar vanaf de negentiende eeuw werd zeherontdekt.
Jeugd van Judith Leyster
Op 28 juli werd Judith Leyster in de kerk in Haarlem gedoopt. Als dochter van een Antwerpse wever groeide ze op met vier oudere zussen en een jongere broer. Het huis waar de ouders van Judith Leyster woonden en waar ze geboren is, heette de ‘Leystar’. Hier stamt waarschijnlijk haar achternaam vanaf. In trouwde Judith met de schilder Jan Miense Molenaer. Beiden worden beschouwd als leerling van kunstschilder Frans Hals. Na het huwelijk zijn er weinig schilderijen van de hand van Judith Leyster meer bekend. Het meeste van haar werk schilderde zij tussen en in Haarlem en Amsterdam. Met de titel van ‘meesterschilder’ op zak, werd Judith Leyster op 10 februari begraven in Heemstede.
Ster van de Gouden Eeuw
Tijdens haar leven kreeg Judith Leyster al veel lof over haar werk. De bekende Haarlemse dichter Samuel Ampzi
In werd Judith Leyster als eerste Nederlandse vrouw erkend als meesterschilder. Tijdgenoten hadden bewondering voor haar vakmanschap en hielden van de volkse taferelen die ze schilderde. Toch raakte ze na haar dood al snel in vergetelheid. Pas twee eeuwen later volgde de herontdekking.
Meestal signeerde Judith Leyster haar schilderijen met het monogram ‘J.L.’, gevolgd door een ster. Maar haar ongesigneerde Zelfportret, zittend voor een ezel, penselen en palet in de hand, ging lang door voor een werk van Frans Hals. Onder die naam kwam het schilderij, dat ze omstreeks vervaardigde, ook terecht in de National Gallery of Art in Washington. Het werd begin vorige eeuw aangekocht als een Hals, de beroemde Haarlemse meester uit de Gouden Eeuw.
Dat was niet zo verwonderlijk, want Judith was geboren en getogen in Haarlem, de stad van Hals, waar destijds schilders tegelijkertijd hun kunst uitoefenden. Behalve in de stijl vertoont de thematiek van Leysters kleine oeuvre ook sterke overeenkomsten met Hals. Ze componeerden beiden zwierige scènes uit het dagelijks leven, geen bijbelse en mythologische verhalen. Dat zij doodgewone mensen van vlees en bloed schilderden die sterke emoties tonen, was nieuw. Hoewel het nooit is bewezen, is het wel aannemelijk dat Leyster bij de 27 jaar oude
Tot en met 18 maart is in het Frans Hals Museum een bonte stoet humoristische types te zien in een breed overzicht van humor in de 17e eeuwse Nederlandse schilderkunst. Dwaze boeren, drinkebroers, kwakzalvers, koppelaars, ondeugende kinderen, luie dienstmeiden en wellustige dames. Topstukken van schilders die de kunst van de geschilderde lach verstonden, zoals Frans Hals, zijn broer Dirck, Judith Leyster en haar echtgenoot Jan Miense Molenaer, Jan Steen, Gerard van Honthorst en Rembrandt. Anders dan voor tijdgenoten, is de betekenis van de voorstellingen voor ons niet altijd duidelijk. Bij het zien van Frans Hals Pekelharing herkenden tijdgenoten deze notoire drinkebroer aan zijn lege kan. Zoals zijn naam aangeeft had hij altijd dorst en … vis moet zwemmen!
In zijn Twee lachende jongens portretteert Hals twee jongens in de volwassen rol van kannekijker; extra grappig dat zijn eigen kinderen model stonden! Het thema kinderen die kattenkwaad uithalen vormt een van de hoofdstukken in de tentoonstelling waarin de lach centraal staat. Deze varieert van een geschilderde vette lach om platvloerse humor, een glimlach van genegenheid en soms een wellustig lachje. De alledaagse scènes werkten bij herkenning direct op de lachspieren. Bij historiestukken met een mythologisch of
Tulpenliefde
Fragment uit Tulpenliefde
Download hier hoofdstuk 1 van Tulpenliefde.
Terug naar boven
Inleiding (flaptekst)
Haarlem, Hester Falliaert heeft een groot schildertalent en droomt van een eigen atelier. Wanneer haar vader overlijdt aan de pest trekt ze in bij de enige vrouwelijke schilder in de stad: Judith Leyster. Tussen de vrouwen groeit een bijzondere vriendschap. Als Judith met haar man naar Amsterdam verhuist, voelt Hester zich gedwongen te trouwen. Maar het is geen gelukkig huwelijk: haar man is arrogant en hebzuchtig en mishandelt haar. Ondertussen zit de tulpenhandel in een hausse; er heerst een ware bollengekte, waarmee ook Hester en haar man flink geld verdienen. Hester beraamt een plan om zich te bevrijden uit haar huwelijk en haar eigen dromen na te jagen.
Tulpenliefde is het verhaal van een sterke, talentvolle vrouw in het Haarlem van de Gouden Eeuw. Roobol laat deze oude stad herleven en schrijft met veel gevoel over liefde, hebzucht en verlangen.
Terug naar boven
Ontstaan van het verhaal
In ging ik op een rustige zondagmiddag samen met mijn man naar het Frans Hals museum in Haarlem. De kinderen woonden nog thuis en we wilden een keer iets met zijn tweeën doen. Ver was het niet, we wonen vlak