Biografie door zoon geschreven uit rotterdam

Goed gedocumenteerde en goed geschreven biografie over rusteloze Pietje Bell

Pietje Bell, het avontuurlijke Rotterdamse boefje met zijn streken en zijn hart van goud - weinig kinderen in Nederland kennen hem niet. Pietje met zijn zwarte piekhaar knipoogt vet op de omslagen van vele herdrukken van de acht delen van de populaire reeks. Brutale Pietje, zoon van een goeiige schoenmaker die zijn kwajongensgedrag steevast weglacht met 'Het is een reuzentiep!', groeide uit tot een slimme journalist die criminelen ontmaskert.

Ook kinderen die zelden lazen, hielden van Pietje. Generatie na generatie. Chris van Abkoude () schreef veertig kinderboeken, maar Pietje Bell was de topper, én natuurlijk Kruimeltje (), de tranentrekker over een ouderloos, rondzwervend jongetje dat tóch zijn ouders terugvindt. Naar de nostalgische films die Maria Peters tussen en maakte over Pietje en Kruimeltje gingen miljoenen kinderen.

non-fictie

Jan Maliepaard en Jan Oudenaarden
Dát is Pietje Bell! - Het geheime leven van Chris van Abkoude
Pepper Books; pagina's; 24,99 euro.

Bijgevoegd is een cd met nieuwe vertolkingen van liedjes van Van Abkoude. De opbrengst van de cd wordt gedoneerd aan het Nationaal Fonds Kinderhulp.

Chris van Abkoude, onderwijzer, kende de taal van de kinderen. Hij wist waarom ze

Een seriële mini-biografie uit de krant

De historicus of biograaf die over vijftig jaar terugkijkt naar zal tevreden vaststellen dat er aan data geen gebrek is. Die zal de archieven van Facebook, LinkedIn, Instagram en andere sites openen en bedolven worden onder een stortvloed van redelijk complete levensbeschrijvingen, inclusief foto’s en bewegend beeld. Zijn grootste probleem bij het maken van een biografie, groot of klein, zal zijn in te schatten wat waarde heeft voor een professional en wat voor een psycholoog.
     Als we vandaag vijftig jaar terugkijken, naar , zitten we nog stevig in een papieren werkelijkheid met de eerste stapjes naar automatisering. Laat staan als we honderd jaar terugkijken, naar , als de typemachines in zwang raken. Of jaar, naar , twee jaar voordat de Franse bezetter de burgerlijke stand invoerde. Sinds de invoering van de burgerlijke stand is van vrijwel iedere Nederlander een akte te vinden die wordt opgemaakt bij geboorte en overlijden, en als dat van toepassing is bij huwelijk en echtscheiding. Daarnaast worden in het bevolkingsregister gegevens bewaard over zaken als gezinssamenstelling, religie, beroep en adres. Dergelijke gegevens zijn echter vrij ‘droog’. Om een biografie kleur te geven, heb je verhalen nodig. Bij onbekendere m



Het opengewerkte personage
Uit het dagboek van een biograaf
Nico Keuning

‘En nu Bob den Uyl,’ juichte mijn vriend A. toen we in het voorjaar van tegenover elkaar aan onze vertrouwde cafétafel aan 't Spui in Amsterdam zaten. Ik had hem, eind jaren zeventig, op deze schrijver geattendeerd. Den Uyl kwam daarna vaak ter sprake als we onze absurdistische ervaringen uit het dagelijks leven zaten uit te wisselen. De wereld van Den Uyl was de onze: doorleefde zinloosheid in een quasi achteloze stijl beschreven, met een aanstekelijk gevoel voor humor. De meerwaarde van de treurigheid.

Verdomd, dat was het.

Maar ik was nog niet aan een nieuwe biografie toe. Na de biografie van Max de Jong (Altijd het tinnef om je heen, Uitgeverij Bas Lubberhuizen, ) en die van Jan Arends (Angst voor de winter, De Bezige Bij, ) had ik rust nodig om me los te maken van Arends met wie ik me jarenlang dagelijks had beziggehouden.

Toen kwam de redactie van vpro-Gids met een verrassend initiatief. Elf jaar na het overlijden van Bob den Uyl (13 februari ) stelde de redactie vast dat zijn werk nauwelijks meer verkrijgbaar was. De hoogste tijd voor een Den Uyl-revival. Immers, als het werk van de schrijver niet meer gelezen wordt, is hij pas echt dood. In zou de eerste

Len de Klerk

Hilversum: Verloren, p.
ISBN 9
€35,-

‘Mensen’, observeerde Karl Marx in , ‘maken hun eigen geschiedenis, maar niet onder omstandigheden die ze zelf hebben kunnen kiezen’. Het zou het motto kunnen zijn van de biografie van vader en zoon Plate, geschreven door Len de Klerk, emeritus-hoogleraar planologie aan de Universiteit van Amsterdam en daarvoor onder meer directeur van de Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Rotterdam. De Klerk heeft in zijn Rotterdamse jaren veel kennis van de Maasstad opgedaan en daarover ook geschreven: boeken over de geschiedenis van de lokale volkshuisvesting en over de betrokkenheid van de Rotterdamse elite bij volkswoningbouw en stedenbouw. Tevens is hij coauteur van een biografie van havenbouwer en stadsontwikkelaar G.J. de Jongh.

Frédéric en Antoine Plate getuigt wederom van De Klerks minutieuze kennis van Rotterdam in de negentiende en vroege twintigste eeuw, en vooral van de stedelijke regentenfamilies, die door tal van relaties (huwelijksbanden, zakelijke belangen, sociaal-culturele affiniteiten) nauw met elkaar verbonden waren. Zijn dubbelbiografie geeft ook, en misschien wel vooral, een beeld van dit lokale elitenetwerk – zijn boek neigt naar een prosopografie. Op basis van uitvoerig archiefonderzoek – in onder meer

Otto de Kat kocht de flat van zijn allang overleden ouders terug. Zij kwamen daar in te wonen, midden in de oorlog, in een gebombardeerd Rotterdam. Hij werd er na de oorlog geboren en groeide er op. In het boek Autobiografie van een flat richt hij de flat opnieuw in, en in alle kamers stuit hij op herinneringen, oude geschiedenissen en soms nieuwe inzichten. Door alle onontkoombare herinneringen heen schetst hij ook het leven van zijn ouders in de oorlogsjaren, waarin ze in hun flat, en in hun straat, ondanks alles zoveel geluksmomenten kenden. Op Historiek een fragment uit het boek over de aankomst van zijn vader Hans en zijn moeder Bill in Rotterdam, kort na het bombardement


Autobiografie van een flat

Het eerste wat Hans en Bill hoorden was de school aan de overkant. Eind mei, de ramen stonden open en tussen de lessen in werd er geroepen en gelachen en soms gezwaaid naar klasgenoten op straat. Het waren doodgewone dagen, doodgewone schoolgeluiden.

‘Van Riel, Harm’, een oudgeboren man van begin dertig had de deur opengedaan en hen welkom geheten. Hij had een paar prettige jaren in de flat doorgebracht. Mooie flat, beetje gehorig misschien en wat klein. Dat vonden Hans en Bill zelf ook. Toen ze het huurcontract tekenden, hadden ze gevraagd of dat voor een half jaar kon. E