Blij dat ik hem niet gekend heb biografie

Hoe oud was je toen je begon met schrijven? 

Dat moet zo rond een jaar of zeven geweest zijn. Zodra ik de magie ontdekte van woorden achter elkaar zetten en daarmee verhalen vertellen, was ik niet meer te houden. Verhalen, dagboeken, brieven, zelfgemaakte tijdschriften, dózen vol met schrijfsels staan er op zolder. 

Maar ik dacht er niet aan om zelf ook schrijver te worden, dat kwam pas later. 

Wilde je altijd al schrijver worden?

Nee dus, ik had heel andere plannen. Eerst wilde ik een tijdje dierenarts worden, maar toen ik ontdekte dat je dan ook in dieren moet snijden was het gauw afgelopen.
Kinderen vind ik (meestal) ook heel leuk en daarom werd ik juf. (Nadat ik eerst had gevraagd of ik dan niet in die kinderen hoefde te snijden natuurlijk) Later studeerde ik ook nog voor remedial teacher. Dat is een moeilijk woord voor een juf die extra veel weet van leerproblemen.
Tien jaar lang heb ik op mijn eigen schooltje gewerkt. Een klein klasje op de zorgboerderij waar ik toen ook woonde. Dat was een heerlijke tijd!
Het schooltje bestaat nog steeds, maar na tien jaar kreeg ik zin in iets nieuws.
Daarna heb ik nog twee jaar met veel plezier op een school voor speciaal onderwijs gewerkt. Tot het schrijven teveel tijd eiste en ik moest kiezen.

Wat was je eerste boek?

Mijn ee

Op 29 juli vertrekt de dan zeventienjarige Mario Molegraaf vanuit Waalwijk naar Kloetinge en blijft drieëntwintig jaar lang in de nabijheid van Hans Warren, tot diens overlijden in Ze leven samen en drijven een boekenfabriekje. Nu, drieëntwintig jaar later verschijnt de biografie van Hans Warren, ‘Opperhuidmens’, geschreven door Molegraaf. Een interview met de biograaf.

door Hein van Kemenade

Heet van de naald is het nieuws in de biografie van Hans Warren niet. Mario Molegraaf () heeft er lang over kunnen wikken en wegen. Een belangrijke onthulling in deze biografie, namelijk dat de recensies in de PZC (Provinciale Zeeuwse Courant) niet allemaal door Hans Warren () zelf geschreven zijn, lekte dit voorjaar al uit en leidde tot lichte commotie. Ook enige geheimen die de gepubliceerde uitgave van de Geheime dagboeken niet hadden gehaald, worden onthuld. De betrokken personen zijn nu grotendeels overleden. Wat Molegraaf gedaan heeft, is een compleet beeld schetsen van het leven en werk van dichter en dagboekschrijver Hans Warren. Op basis van archiefonderzoek en eigen ervaring.



“Hans Warren heeft zijn leven zelf uitvoerig beschreven. Hij is voor mij als biograaf een enorme concurrent. Toch bleef er een heleboel over om te vertellen over zijn voorgeschiede

Echt gebeurd? Welnee

Het r-woord staat op de kaft, ‘roman’, en ook in een nawoord laat Deniz Kuypers er geen twijfel over bestaan: ‘De atlas van overal is een werk van de verbeelding. Ik heb in dit boek geen getrouw portret willen tekenen van mijn vader, of van Turkije en Nederland in de twintigste eeuw. Dit is geen biografie en zeker geen geschiedschrijving.’ Het zijn volgens hem impressies van een man ‘zoals alleen ik die gekend heb, of die ik misschien wel helemaal niet gekend heb’.

Dit gaat allemaal uiteraard niet helpen, Kuypers’ familie en omgeving zullen dit boek ongetwijfeld lezen als een ‘levensbeschrijving’ van een vader. Ik zie de briefjes, e-mails, telefoontjes en klaagzangen al voor me: dit klopt niet, dat zie je verkeerd, hij was helemaal niet in Berlijn en die moord zat heel anders in elkaar. Maak je borst maar nat!

Toch kaart Kuypers hier een principiële zaak aan: in hoeverre voldoet een ‘levensbeschrijving’ aan al of niet bekende ‘feiten’? Hij beschrijft wel degelijk zijn eigen jeugd, in Twente, als zoon van een vader van Turkse afkomst en van een Nederlandse moeder. Geen fijne jeugd, de vader een potentaat (deze term is van mij), opvliegend, onbetrouwbaar, hij slaat er af en toe op los, is egocentrisch en dwingend, klaagt steen en been, je kunt beter

het toneelstuk De tuin der dromen, waarin een joodse antiquair wordt afgebekt.

Ik vond de reactie van Van Amerongen nogal emotioneel en bovendien getuigen van weinig historisch besef aangaande het literaire taalgebruik in het begin van de twintigste eeuw. Dergelijke teksten zijn ook te vinden bij joodse auteurs als Querido en Heijermans. Het woord ‘jood’ werd toen anders gebruikt, was minder geladen dan het sinds de holocaust is geworden.

Een antisemiet was Van Suchtelen juist nèt niet. Hij was alert op het antisemitisme, wat blijkt uit zijn publicaties en stellingname in de jaren dertig en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen ik aan het boek begon, had ik de zekerheid dat hij niet fout was geweest tijdens de oorlog. Ik moet toegeven dat die wetenschap een hele opluchting voor me was. Als Van Amerongen hem per se ergens van had willen beschuldigen, had hij beter kunnen zeggen dat hij een salonsocialist was.

Het is opvallend dat als het woord antisemiet in Nederland valt, iedereen opschrikt. Ik schrijf er maar een halve pagina over, maar de eerste de beste recensent begint daar meteen over. Jammer dat Monica Soeting in haar bespreking in Trouw van 27 november juist deze kwestie eruit haalt en dat zelfs in de titel van haar bespreking zette: ‘Ee



Biografen zijn per definitie een beetje gek. Zo ook Nico Keuning. Toen hij in de kerstvakantie met het hele gezin in New York was, stapte hij toch even met vrouw en kinderen in de trein naar Philadelphia om daar in het gemeentearchief op zoek te gaan naar de actes van Joseph en Margaretha Rosenkranz, de grootouders van Bob den Uyl. Dat uitstapje leverde uiteindelijk slechts enkele regels tekst op, waaruit door de lezer niet eens valt op te maken dat de biograaf daadwerkelijk in Philadelphia is geweest.
Op 6 maart verschijnt “Een zeker onbehagen”, na biografieën over Max de Jong en Jan Arends de derde schrijversbiografie van neerlandicus Nico Keuning. Vierhonderd pagina’s bleek hij nodig te hebben voor het jarige leven van Bob den Uyl, die in overleed.
Uit de biografie rijst het beeld op van een hard werkende broodschrijver, een ware meester in het herhaaldelijk verkopen van hetzelfde verhaal. Soms tot wel tien keer toe. Die voor de firma Crawford Deur bijvoorbeeld best een verhaal wilde schrijven waarin een deur voorkwam, mits hij er fatsoenlijk voor betaald kreeg. Een morsige billenknijper, die, gehuld in een permanente jeneverwalm, geen Amsterdamse uitgeversborrel oversloeg, maar die thuis in Rotterdam wel graag om klokke zes de piepers op tafel zag.