François rabelais biografie

Margaretha van Valois (Angoulême, 11 april – Odos, 21 december), ook wel aangeduid als Margaretha van Angoulême, naar de grafelijke titel van haar vader, wordt ook Margaretha van Navarra genoemd. Haar hof in Navarra was een ontmoetingsplaats voor letterkundigen, onder wie François Rabelais. Zelf is ze als schrijfster vooral bekend om L'Heptaméron (), een originele collectie van 72 verhalen in de stijl van Boccaccio. Ze schreef ook toneelstukken en gedichten.

Snelle feiten Margaretha van Valois, Hertogin van Alençon en Perche

Sluiten

Margaretha was de zuster van koning Frans I van Frankrijk en huwde in met Karel IV van Alençon († ), en daarna in met koning Hendrik II van Navarra. Als zuster van de Franse koning speelde zij een belangrijke politieke en culturele rol aan het Franse hof, waar haar vooruitstrevende letterkundige opvattingen ingang vonden. Haar tijdgenoten omschreven haar als "corps féminin, coeur d’homme et tête d’ange" (vrouwenlijf, mannenhart en engelenhoofd). Zij kende Latijn, Italiaans, Spaans en later ook Hebreeuws. Haar broer Frans I schonk haar het hertogdom Berry in volle eigendom, zolang als zij leefde.

Haar voor een vrouw in die tijd ongewone eruditie en haar open, heldere geest maakten haar tot een belangrijke figuur in de ontwikkeling

POSTMA, Jan

De grote landbouwcrisis verdreef de ouders van Postma tegen het einde van de negentiende eeuw uit Friesland. In Amsterdam, waar de bouwactiviteiten een hoge vlucht namen, vond zijn vader werk, al bleef ook daar de werkloosheid hem niet bespaard. Hoewel de ouders van Nederlands Hervormde afkomst waren, lieten zij hun beide zonen niet meer dopen. In het gezin heerste een atheïstische en sociaal-democratische geest. Postma gaf blijk van een grote begaafdheid voor tekenen maar moest een aanbod van een beurs voor de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten afslaan. Het ouderlijk gezin kon zijn verdienste niet missen. Hij werd steendrukker (litograaf) en bezocht de avondtekenschool. Daar kon hij zijn artistieke aanleg enigszins ontwikkelen en had hij de mogelijkheid cliché-tekenaar (chemigraaf) te worden. Toen hij ging werken, sloot hij zich als vanzelfsprekend bij een vakbond aan. Dit moet de in opgerichte Algemeene Nederlandsche Chemigrafenbond geweest zijn, waarvan zowel protestanten, roomskatholieken als atheïsten lid waren. Dit karakter van eenheidsvakbond zal hem zeker in herinnering gebleven zijn. Bovendien was het een strijdbare bond. Als jongen maakte hij mee hoe zijn bond in harde stakingen bij bedrijven als Modern en Polygraph paal en perk probeerde te stellen aa

Jelle Koopmans
Rabelais en de monoloog

Tussen en publiceert de medicus en humanist François Rabelais vier boeken over de reuzen Gargantua en Pantagruel. Daarnaast is hij auteur van een spotprognosticatie, enige almanakken, humanistische brieven en wetenschappelijke tekstedities. Zijn reuzenkronieken hebben hem een aparte plaats in de literatuurgeschiedenis gegeven, waarbij met name zijn ‘rabelaisiaanse stijl’ veel geprezen, doch nooit echt verklaard is. Immer roemt men echter de rijkdom van zijn schrijverschap, waarin een krankzinnige accumulatie van erudiete knipoogjes gecombineerd wordt met een poging de Franse taal te verrijken met vele neologismen en de laat-middeleeuwse volkscultuur te verheffen binnen een nieuw satirisch kader van evangelistische belangstelling; steeds spreekt men over de enthousiaste uitbundigheid van de reuzenkronieken. Een duidelijk beeld van Rabelais hebben we daardoor echter niet gekregen.

Culturele amfibie

Natuurlijk, er zijn vele gezichten van Rabelais blootgelegd. Rabelais als evangelist en sympathisant van een nieuwe hervormingsbeweging binnen de kerk; Rabelais als humanist en ontdekker van nieuwe methoden van tekstanalyse, als liefhebber van de Italiaanse en antieke cultuur en als criticus van Griekse

Franse historici en uitgevers lopen al warm voor de vijftigste herdenking van de Algerijnse onafhankelijkheid, medio volgend jaar. Raphaëlle Branche schreef L’embuscade de Palestro. Algérie Samen met onder meer Sylvie Thénaut, die onderzoek deed naar de rol van de magistratuur, en Sébastien Denis, die publiceerde over propagandafilms, heeft Branche het onderzoeksveld van de Algerijnse oorlog het afgelopen decennium een nieuwe impuls gegeven.

Branche’ boek is microgeschiedenis in optima forma. Uitgangspunt is een relatief onbeduidend voorval: een hinderlaag van het Algerijnse bevrijdingsfront in mei bij het dorpje Palestro. De confrontatie kostte een twintigtal Franse militairen het leven. Dat is op zich niet opmerkelijk; in de jaren wemelde het van de Palestro’s in het Algerijnse achterland. Toch was deze hinderlaag bijzonder.

Het voorval vond plaats in een fase dat het Franse leger en het Front de Libération Nationale (FLN) beide, na een periode van consolidatie, volop bezig waren hun posities uit te bouwen. Frankrijk deed dat middels de inzet van dienstplichtigen – het merendeel van de slachtoffers bij Palestro was onvrijwillig in Algerije – en het FLN door zijn hegemonie binnen het nationalistische kamp uit te breiden.

Branches aanpak maakt L’embuscade de Palestro ee

Inhoudsopgave

In de rubriek 'Kritiek' worden vertalingen diepgaand en uitvoerig besproken. De relatie tussen vertaling en origineel komt aan bod, maar de vertaling wordt ook gezien als nieuwe, zelfstandige tekst met eigen kwaliteiten. Ditmaal worden twee lijvige boeken besproken, een literair en een niet-literair werk, die zijn vertaald door dezelfde vertaler. 

Twee Franse schrijvers, van elkaar gescheiden door een wereld van verschil, bijeengebracht in één kritiek. Ik zou natuurlijk kunnen proberen dit onverwachte vis-à-vis te motiveren door erop te wijzen dat er wel degelijk zekere overeenkomsten bestaan tussen beider leven en werken. Ze zijn bijvoorbeeld geen van tweeën met gewone maat te meten: François Rabelais (?) was een vaandrager van het humanisme, die zijn klassieken door en door kende, correspondeerde met de groten van zijn tijd, zoals Budé en Erasmus, maar toch ook graag, gek genoeg, een middeleeuwse feestneus opzette; Boris Vian () was een ingenieur met een hartkwaal, die desondanks, gek genoeg, ’s avonds in Saint-Germain-des-Prés heel fanatiek de jazztrompet bespeelde, en op vertrouwelijke voet stond met de groten van zijn tijd, zoals Sartre en de Beauvoir. Allebei kenden ze ook de neiging om de goegemeente te provoceren door middel van hun werk: Rabelais spo